Vastgoedplatform

Nieuws België - Gepost op maandag, juni 15, 2009 16:02 - Geen reacties

Laat de fiscus uw woning meefinancieren

Tags: ,
15
jun2009

De Belg koestert zijn baksteen. Maar dat maakt van hem nog geen specialist in het aangeven van zijn woonkrediet. We beperken ons hier tot leningen gesloten na 2004. Oudere kredieten vonden allicht eerder al hun weg naar de aangifte.
      
Het verlies van de woonbonus hoeft niet definitief te zijn

De enige woning die men zelf bewoont geeft recht op een hogere belastingvermindering dan een lening voor een tweede verblijf of een woning die men niet bewoont. De twee systemen zetten we hierna uiteen.

Hypothecaire leningen gesloten na 2004 voor de enige woning die men zelf bewoont, komen in principe in aanmerking voor de ‘aftrek voor enige woning’ of woonbonus. De lening moet minstens 10 jaar lopen. Ook de lening voor een buitenlandse enige en eigen woning, gelegen in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER), komt in aanmerking voor de aftrek. De aftrek geldt niet voor herfinancieringsleningen voor zover die een oude lening van vóór 2005 vervangen.

In het systeem van de woonbonus zijn alle leningsuitgaven van 2008 – intresten, kapitaalaflossingen, premies van aan de lening verbonden levensverzekeringen – per kredietnemer aftrekbaar tot maximum 1.990 euro. De eerste 10 jaar wordt de aftrek verhoogd met 660 euro. Zijn er op 1 januari van het jaar volgend op het leningsjaar drie of meer kinderen ten laste, dan worden de bedragen nog eens verhoogd met 70 euro. Een gehandicapt kind telt voor twee. Wonen de kredietnemers feitelijk samen, dan kan maar één van hen aanspraak maken op de 70 euro. Gehuwden of wettelijk samenwonenden kunnen dat allebei.

Echtgenoten en samenwonenden kunnen voor 2008 dus gezamenlijk zeker 5.300 euro van hun inkomsten aftrekken. Elke kredietnemer moet zelf de uitgaven in zijn aangifte(kolom) beperken tot 2.650 euro (of 2.720 euro). Dit gebeurt in rubriek A en B van vak VIII van de aangifte. De verhogingen van 660 euro en 70 euro blijven maar gelden zolang het om een enige woning gaat. Verwerven de kredietnemers na het leningsjaar een tweede woning, op een andere wijze dan via erfenis, dan gaan de verhogingen onherroepelijk verloren. Men behoudt wel de basisaftrek van 1.990 euro. Een tweede woning in naakte eigendom is voor de verhogingen echter nooit een probleem.

De woning moet in principe op 31 december van het jaar waarin de lening gesloten is, bewoond worden door de belastingplichtige, tenzij dit om sociale of beroepsredenen onmogelijk is. Er zijn nog uitzonderingen. Als er bijvoorbeeld wettelijke of contractuele belemmeringen zijn. Denk aan de situatie waarin een koper niet meteen kan verhuizen omdat de nieuwe woning verhuurd wordt. Als bouw- en verbouwingswerkzaamheden (nog) niet toelaten de woning op 31 december van het leningsjaar te betrekken, vormt dat evenmin een probleem.

Hoe dan ook moet de kredietnemer uiterlijk op 31 december van het tweede jaar volgend op het leningsjaar de woning betrekken. Haalt u die datum of hebt u de woning al betrokken op 31 december van het leningsjaar, dan kan de woonbonus u niet meer ontglippen, zelfs niet als u de woning nadien zou verhuren. Haalt u die datum niet, dan verliest u de woonbonus, alleszins voor dat jaar en de volgende jaren waarin u de woning niet betrekt. U valt dan terug op minder lucratieve voordelen (zie verder). Maar het verlies van de woonbonus hoeft niet definitief te zijn. U ‘herwint’ de woonbonus zodra u de woning na beëindiging van de bouwwerkzaamheden betrekt, uiterlijk op 31 december van dat jaar.

Ook op de voorwaarde van enige woning, die eveneens wordt beoordeeld op 31 december van het leningsjaar, zijn er uitzonderingen. Zo moet geen rekening worden gehouden met andere woningen die men via erfenis in mede-eigendom (bv. samen met een broer of zus), in naakte eigendom (bv. als kind) of in vruchtgebruik (bv. als weduwe of weduwnaar) heeft. Die uitzondering geldt ook voor de verhogingen van 660 en 70 euro. Erfde men de andere woning als enige erfgenaam in volle eigendom of werd men op een andere wijze (mede-)eigenaar, vruchtgebruiker of naakte eigenaar van een woning dan kan men de woonbonus niet genieten. Er is echter nooit een probleem als de tweede woning op 31 december van het leningsjaar te koop staat en uiterlijk één jaar later ook effectief is verkocht.

Leende men dus in oktober 2008 voor de bouw van een nieuwe woning, dan moet men zijn oude woning vóór 2010 verkopen en zijn nieuwe woning vóór 2011 betrekken. Anders verliest men vanaf de aangifte van 2010 of 2011, naargelang welke voorwaarde niet is vervuld, de woonbonus en valt men terug op de gewone fiscale voordelen: de vermindering voor lange termijnsparen en de gewone interestaftrek (zie verder).

De lening moet specifiek gesloten zijn voor het verwerven of het behouden van de woning. ‘Specifiek’ houdt in dat de lening is aangegaan om de woning te kopen, te bouwen, te vernieuwen of om de successierechten of de schenkingsrechten m.b.t. de enige en eigen woning, verkregen via erfenis of schenking, te betalen. De kapitaalaflossingen en intresten m.b.t. het deel van de lening dat de eenmalige premie van de schuldsaldoverzekering financiert, komt niet in aanmerking voor de aftrek; de meeontleende premie zelf wel (rubriek B van vak VIII). Vernieuwen is ruimer dan verbouwen en omvat ook reinigings-, schilder- en behangwerken. De vernieuwing van een pand dat oorspronkelijk geen woonfunctie heeft (bv. fabrieksgebouw of postgebouw) tot woning geeft ook recht op de aftrek.

De kredietnemer moet in principe eigenaar zijn van de woning. Toch is er enige tolerantie. Zo genieten echtgenoten die lenen voor een woning die tot het eigen vermogen van slechts één van hen behoort, beiden toch de aftrek voor enige woning als zij gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel. De echtgenoot niet-eigenaar wordt dan verondersteld fiscaal mede-eigenaar te zijn van de woning aangezien hij er ook de inkomsten uit geniet. Zijn ze daarentegen gehuwd met scheiding van goederen, dan zal enkel de echtgenoot die eigenaar is van de woning de aftrek kunnen genieten. Kredietnemers die gehuwd zijn met scheiding van goederen of die wettelijk samenwonen, zijn best beiden mede-eigenaar. Een aandeel van één procent volstaat dan om de woonbonus naar believen te verdelen (zie blz. 16).

De eigen woning is vrijgesteld van personenbelasting. Het kadastraal inkomen (KI) moet niet meer worden aangegeven. De onroerende voorheffing blijft wel verschuldigd. Toch geldt er een overgangsregeling. Het KI van de eigen woning moet nog worden aangegeven wanneer er voor die woning nog een lening loopt die gesloten is vóór 2005, wanneer er nog een herfinanciering van een dergelijke lening loopt of wanneer er voor een aanvullende lening, gesloten na 2004, van dergelijke ‘oude lening’ niet voor de woonbonus wordt geopteerd (zie verder). Rust er op de eigen woning geen lening (meer) of enkel een woonbonuslening gesloten na 2004, dan is het KI altijd vrijgesteld. De vrijstelling geldt niet voor het deel van de woning dat beroepsmatig wordt gebruikt of dat wordt verhuurd.

Ook een hypothecaire lening voor een woning die ofwel niet de enige ofwel niet de eigen woning is, geeft recht op fiscale voordelen, zij het dat die in vergelijking met de woonbonus lager uitvallen. De kapitaalaflossingen komen in aanmerking voor de belastingvermindering voor het lange termijnsparen, aan te geven in rubriek D.2.a van vak VIII van de aangifte. De belastingvermindering bedraagt 30 à 40 procent van de aangegeven kapitaalaflossingen. Enkel de kapitaalaflossing met betrekking tot de eerste 66.240 euro ontleend bedrag (lening van 2008), geeft recht op belastingvermindering.

Het bedrag van de kapitaalaflossing dat een belastingvermindering oplevert, is afhankelijk van het inkomen en wordt beperkt tot maximum 1.990 euro per persoon. Ook de kapitaalaflossing van een lening voor een buitenlandse woning komt in aanmerking voor belastingvermindering als de woning gelegen is in de EER.

De interesten moeten worden aangegeven in rubriek C.2 van vak VIII. Ze worden afgetrokken van de onroerende inkomsten. Dit is het kadastraal inkomen of het huurinkomen. Het KI van een tweede verblijf is niet vrijgesteld en moet worden vermeld in rubriek A.3. of A.6.a van vak III van de aangifte.

Voor de aangifte van het inkomen uit een onroerend goed (KI of huur) moet u rekening houden met het vermogensrecht. Enkele vuistregels: voor wettelijk samenwonenden en echtgenoten gehuwd met scheiding van goederen is het inkomen belastbaar bij de eigenaar van de woning. Een verdeling van het inkomen gebeurt volgens de eigendomsverhouding.

In het wettelijk stelsel – gehuwden zonder huwelijkscontract – zijn de inkomsten altijd gemeenschappelijk, ook al komen ze voort uit een woning waarvan slechts één echtgenoot eigenaar is. Zo moeten gehuwden onder het wettelijk stelsel het KI of de huur altijd in twee verdelen. Eén uitzondering: wordt de woning (gedeeltelijk) voor eigen beroepsdoeleinden gebruikt, dan geldt de verdeling volgens het vermogensrecht niet. De ‘beroepsgebruiker’ geeft dan steeds het beroepsgedeelte van het KI aan.

Bron: De Standaard



Reacties plaatsen is niet mogelijk.

Sponsors

Nieuws België - dec 27, 2012 16:11 - 4 Reacties

Vastgoedconsument beter beschermd in 2013

Meer In Nieuws België


Nieuws Nederland - apr 8, 2011 15:44 - 0 Reacties

Woningprijzen in Nederland blijven dalen

Meer In Nieuws Nederland


Nieuws Europa en Wereld - sep 5, 2012 10:59 - 0 Reacties

UGL gebruikt nieuwe merknaam voor vastgoeddiensten

Meer In Nieuws Europa en Wereld